Een bus brengt me rechtstreeks van het centraal station naar mijn bestemming: Hamelner Straße, Lemgo. Een doodnormale straat met doodnormale huizen. Als ik niet in Lippe geboren was en de streek niet zo goed kende, zou ik er zo over denken. En dan, als ik nietsvermoedend langs een groene haag loop, zou ik waarschijnlijk van de ene verbazing in de andere tuimelen.
Want één huis aan de Hamelner Straße springt er duidelijk uit. Huisnummer 36, het Junkerhaus. Het past naast alle woonhuizen alsof het niets bijzonders is. Dit kunstwerk van hout. Vroeger noemden we het een sprookjeshuis. De architect, schilder en houtbeeldhouwer Karl Junker woonde hier ooit en over een periode van 20 jaar bleef hij zijn huis tot het nu nog bestaande kunstenaarshuis uitbreiden. Of beter gezegd: beeldhouwen.
Alles uit hout. Ik ga het naburige museumgebouw binnen en ga eerst de tentoonstellingszaal in om in de stemming te komen voor de wereld van Karl Junker. Met olieverfschilderijen, architecturale schetsen en bewerkte meubels. Genialiteit en waanzin liggen heel dicht bij elkaar, denk ik als ik het gebouw binnenkom. Het kraakt en rammelt. Het ruikt – hoe kan het ook anders – naar hout. Waar moet ik eerst kijken? Ik weet het niet. Soms zijn het schilderijen aan de wand die om aandacht schreeuwen, soms losse meubelstukken zoals de secretaire of een werkbank. En ik raak vaak de weg kwijt als ik naar het plafond kijk. De knobbelige muurornamenten lijken me een labyrint. Maar misschien alleen voor mij. Ik ben gefascineerd, maar af en toe loopt er een rilling over mijn rug als ik bedenk wat voor een kluizenaarsleven Junker hier moet hebben geleid. Ik kijk nog eens achterom als ik op de stoep voor het huis sta. Een kunstwerk van binnen en van buiten. Zo is er maar één.
Persoonlijk leid ik zeker geen kluizenaarsleven, dus ik heb nog steeds zin in een beetje drukte en als ik terug ben in Lemgo, word ik natuurlijk aangetrokken door de historische binnenstad, waar ik ongeveer een kilometer naartoe loop. Voor mij is de oude Hanzestad in Lippe altijd een echt juweeltje. In de historische binnenstad is het de moeite waard om de ogen open te houden – het ene gevelhuis is mooier dan het andere. Het ene is ouder dan het andere. Gebouwd in 1556, wie biedt meer – of juist minder? Hoe langer ik door de steegjes slenter, hoe meer mijn gevoel van een juweeltje wordt versterkt. Het bestaan van de zelfbedieningswinkel bijvoorbeeld, waar gegraveerde barbecuetangen en flessenopeners of houten letters met "Lemgoliebe" staan uitgestald, zorgt daarvoor. "Die Komplizen aus der Region" trekt ook mijn aandacht. Een boerderijwinkel in de stad met regionale en seizoens- en handgemaakte producten uit de regio. De "medeplichtigen" die hier verkopen, delen het pand en het personeel. Cool project, coole producten. Ik slenter verder tot ik op het marktplein aankom. Het middelpunt van de oude stad. Als ik hier geen koffiepauze neem, waar dan wel? Nou, er zijn natuurlijk
mogelijkheden om dat te doen in Bad Salzuflen, een stad met een geurtje en mijn volgende stop op de tour.